Nederland heeft als klein, dichtbevolkt land relatief veel last van vervuiling door zogenaamd fijn stof, waarvan veel afkomstig is van (diesel)auto’s. Daarom wilde de regering vorig jaar al een roetfilter op dieselauto’s invoeren, maar daar stak de Europese Commissie een stokje voor. Vorige week heeft het Europese Hof van Justitie dit verbod goedgekeurd, omdat een roetfilter verplichting in strijd zou zijn met “de vrije markt”. Dit ondanks dat alle autofabrikanten verplicht zouden zijn om een roetfilter op hun dieselmodellen aan te brengen. Blijkbaar is zo’n maatregel alleen toegestaan als het in heel de EU wordt doorgevoerd.
Het is een typisch voorbeeld van de illusie van de vrije markt. In de ideologie van de vrije markt wordt de verplichte roetfilter niet gezien als een legitieme maatregel van de Nederlandse regering om de lucht kwaliteit in het land te bevorderen, maar als een illegitieme maatregel om de vrije handel in dieselauto’s in te perken. Als mensen een auto willen met roetfilter dan moeten ze daar zelf voor kiezen, maar ze moeten ook de vrijheid hebben om een auto zonder roetfilter te kiezen. Dat hun keuze schadelijke gevolgen heeft voor anderen valt buiten het vrije markt denk-kader. De vrije markt legt dus wel degelijk beperkingen op aan de keuzevrijheid van haar deelnemers.
Maar eigenlijk doet de vrije markt zelf helemaal niets. Als de Nederlandse regering een roetfilter voor dieselauto’s verplicht wilt stellen, dan moet de Europese Unie er aan te pas komen om dit te verbieden. Alleen door het invoeren van een hele reeks van verdragen, internationale regelgeving en nationale wetgeving kan het natuurlijke streven om de markt te reguleren worden bedwongen. Dit is trouwens geen nieuw verschijnsel. John Gray, een Brits econoom die o.a. doro Margaret Tatcher veel werd geraadpleegd, heeft een aantal jaren geleden hier al een boek over geschreven, False Dawn. Hierin bescrhijft hij hoe het beeld van de ideale vrije markt uit het Engeland van de negentiende eeuw alleen in stand kon worden gehouden door voortdurend overheidsingrijpen, door tegen elke poging de markt in te perken streng op te treden.
Er is dus een natuurlijke impuls om grenzen te stellen aan de markt, niet alleen door overheden die andere belangen dan de economische wilt beschermen of door arbeiders die zichzelf willen onttrekken aan een onderlinge concurrentiestrijd, maar ook door bedrijven, die al snel leren dat het handiger is om niet al te veel te concurreren en de markt een beetje te verdelen dan op het scherp van de snede volgens de vrije markt theorie te opereren.Dan hebben we het er nog geeneens over dat in een echt vrije markt, bedrijven dus ook geen bescherming genieten tegen fraude of andere misdaden.
Dat de vrije markt als de natuurlijke staat van de economie wordt gepresenteerd en niet als iets dat louter in stand wordt gehouden door een complex stelsel van nationale en internationale wet- en regelgeving — in principe dus enkel door de bescherming van de overheid — is een kwestie van ideologie. Hierdoor wordt elke poging to regulatie, hoe onschuldig ook, al snel gezien als iets onnatuurlijks of zelfs kwaadaardigs. En dat maakt het dus makkelijker om bv. een maatregel ter bescherming van de luchtkwaliteit in Nederland af te schilderen als een inbreuk op de rechten van de autofabrikanten te verkopen wat zij willen.